Historie

Workum, gelegen aan de IJsselmeerkust ca 12 kilometer ten zuiden van Bolsward, is één van de kleinere Friese steden. Van een agrarische vestiging in de zuidwestelijke kwelder werd de plaats in de late Middeleeuwen tot een belangrijkcentrum. Bepalend daarvoor was de ligging aan het watertje de Wymerts, het tegenwoordige Noard en Sud dat de verbinding vormde tussen de Zuiderzee en de Friese binnenmeren. Langs de oevers van dit water en de vaarwegen en afwateringen aan weerszijden heeft de stad zich geleidelijk verdicht en uitgebreid, waarbij de oorspronkelijke agrarische kernen werden opgenomen binnen de stedelijke structuur. Hoewel van het genoemde vaarten- en grachtenstelsel belangrijke onderdelen verloren zijn gegaan, is het patroon ervan in het huidig ruimtelijk beeld nog zodanig herkenbaar dat Workum kan worden aangemerkt als één van de meest karakteristieke Friese watersteden.

In de kleigebieden van het Friese Westergo vinden al voor het begin van de jaartelling de eerste vestigingen plaats van vissers en veehouders. Als woonplaats dienen natuurlijke, door opslibbing gevormde verhogingen in het landschap (kwelder ruggen) waarop in perioden van zeer hoge vloed (transgressie-fasen) woonheuvels of terpen worden opgeworpen. Workum ligt in het uiterste zuiden van dit kweldergebied op een lange, noord zuid verlopende rug die de scheiding vormt tussen het water van de Vlietstroom, na 1200 een onderdeel van de Zuiderzee en een merenkomplex ten oosten, gevormd door het Makkumer-, Parrega'ster- en Workumermeer. Uit de aanwezigheid van een aantal lage terpen in dit gebied, zoals Yskeburen en het Westend, mag worden afgeleid dat er al voor 1000 na Chr. sprake is van bewoning. Daarna, als een begin wordt gemaakt met de bedijking van de kwelder, breidt het aantal vestigingen zich uit. Rardieburen, Eninghaburen en Brandeburen behoren vrijwel zeker tot de later gestichte woonplaatsen.

 

Ook binnen het tegenwoordige stadje liggen nog enkele van dergelijke pré-stedelijke elementen. De terp "Algeraburen" aan de noordoostelijke zijde en centraal in de stad, de direkte omgeving van de Gertrudiskerk, die naar wordt aangenomen eveneens als terp-nederzetting (Kerkeburen) is ontstaan.

Ten noorden daarvan, aan de Merk, wordt in dezelfde tijd een stadhuis gesticht. Wanneer Workum tot stad komt is niet precies bekend; zeker is dat de plaats algemeen wordt beschouwd als één der Friese steden.

 

Het ruimtelijk beeld ondergaat in de 18e en vroege 19e eeuw vrijwel geen verandering. Gebouwen die verloren gaan zijn o.a.het kloosterkomplex "Marienacker" (vermoedelijk 1790), de toren van het voormalig gasthuis aan de Wymerts (1757) en de Inthiemastate (1726), terwijl het stadhuis (1725/1727) en de herberg "De Zwaan" ingrijpend worden verbouwd. Het kadastraal minuutplan (ca 1830) laat zien dat langs de Nonnestrjitte, het pad dat evenwijdig aan de Begine de kerketerp verbindt met het achterliggend weideland een stedelijke bebouwing is ontstaan, terwijl deze langs het Sylspaed, het wegje van de oude kern naar de zeehaven, aanzienlijk is verdicht en uitgebreid. De voormalige kloosterkade aan de Dolte heeft nu een woonbebouwing gekregen.Aan dit "Turflan" vestigen zich de arbeiders in de veenderijen van het zuidoostelijk gelegen Workumerveld en het Heidenschap.
In het vervolg van de 19e eeuw zet de economische teruggang zich voort: De aardewerk-industrie, gevormd door o.a. 5 potten- en 2 pannenbakkerijen (1845) verdwijnt grotendeels door de opkomst van de email-fabricage, terwijl de scheepsbouw, die niet kan voldoen aan de vraag naar grotere schepen belangrijk moet inkrimpen. Slechts de palingvangst van de Workumer "iel-aken" handhaaft zich tot ca 1900, waarna de Workumer markten overgaan in Deense handen. Hoewel de stad in structuur en omvang vrijwel niet veranderen, ondergaat het stadsbeeld een ingrijpende wijziging door de demping van de Wymerts (1875), die vrijwel gelijktijdig met de inpoldering van het Workumermeer plaatsvindt. De scheepvaartroute komt dan definitief buiten de stad te liggen langs Diepe Dolte en Hollemeer. Negentiende eeuwse gebouwen zijn o.a. de gasfabriek aan de Nonnestrjitte (1867, deels afgebroken in 1976), het nieuwe stads-weeshuis op de plaats van het voormalig gasthuis (eveneens 1867), de Gereformeerde Kerk (1887) en de R.K. Werenfriduskerk bij de "Prystershoek" aan het noordelijk einde van de Wymerts (1877), die een dan in 1770 gesticht kerkje vervangt. Verder toont de kadastrale plattegrond uit 1920 een complex arbeiderswoningen op het voormalig weideland achter het weeshuis en een toename van de bebouwing rond de zeesluis en langs het verlengde van de Begine. Sedert 1885 eindigt deze straat bij het station van de spoorlijn Leeuwarden - Staveren, waarnaast in 1900 de Coöperatieve zuivelfabriek "De Goede Verwachting" wordt gebouwd.

Het proces van demping van vaarten en opvulling van de agrarische ruimten in de stad zet zich in de 20e eeuw versneld voort. Zo wordt het Dwarsnoard gedempt in 1920, waarna in 1933 de Doltemond komt te liggen in het verlengde van de Hollemeer.
Het gedempte deel van de Diepe Dolte heet sindsdien naar de daar aanwezige molen het Houtmolestreekje. Verder worden de opvaarten vanaf de beide Dolten naar de centrale stads bebouwing vrijwel allen gedicht waardoor nieuwe dwarsstraten en -stegen ontstaan, zoals aan de westzijde de Brouwersdyk (de voormalige Brouwersvaart) en de Roggemolensteeg (de opvaart naar de Roggemolen) , ten oosten respectievelijk de Balkfinne, de Pothûswyk en de Schoolstraat.

 Informatie over het wapen van workum

 

Het wapen is vanaf de 15e eeuw bekend op stadszegels. Het eerste zegel uit 1420 vertoont nog niet het wapen, maar een Gothische nis, waarin St.Geertruid, in de rechterhand een bloem, in de linker een palmtak; ter weerszijde een knielende monnik. Een tweede zegel uit 1496 (Van den Bergh) of 1426 (info gemeente Nijefurd) vertoont al wel het wapen met de adelaar en de lelies. Ook op alle volgende zegels en afbeeldingen komt het wapen als zodanig voor.

Waar het wapen vandaan komt is niet bekend. De halve adelaar is een veelvuldig voorkomende figuur in persoonswapens in Friesland. Het zou dus afgeleid kunnen zijn van een grietman of stadsbestuurder van Workum in de 15e eeuw. De lelies zouden of uit een persoonswapen, of van de Mariaverering afgeleid kunnen zijn.

De gemeente voerde het wapen op briefpapier.